Bij tScapreel hebben we in 1996 best nog wat tijd besteed
aan wat wel een modern middeleeuws dilemma genoemd mag worden: hoe laat je
mensen zien hoe middeleeuwers hun ambacht uitoefenen. We kwamen bijna allemaal
bij Archeon vandaan (of hadden ermee te maken) en daar kon je vaklui aan het
werk zien in huizen. De eenvoudige in eenvoudige huizen aan de Damstrate en de
meer gegoede in grotere panden aan de Heerestrate. Dat was zoals het hoort. Wij trokken echter
met ambachten het land in om de mensen die niet naar Archeon gingen te laten
zien hoe dat eruit zag. We kwamen naar hen toe, in de zomer, als het ware.
We kozen voor de benaming middeleeuwse markt, al wisten we
dat die naam de lading niet echt dekte. Op een markt, ook toen, werden zaken
verkocht die mensen wekelijks nodig hadden: groente, fruit, pluimvee, vis, turf,
stoffen, etc. Een ambachtsman ging echt niet buiten op straat, of op een plein
of kade, schoenen zitten maken of stof verven. Maar je kunt in moderne auto’s nu eenmaal
moeilijk een middeleeuws huis meeslepen naar historische evenementen. Sommige
middeleeuwse kramen waren al te groot voor zulk vervoer, zodat slimme
oplossingen op schrijnwerkgebied bedacht moesten worden. Op den duur hadden
we echter een mooie groep ambachten die
in zeer authentiek ogende kramen hun werk deden in kleding die aangepast was
een de gewenste tijd: van 13e tot en met 15e eeuw. Soms
stonden we met 25 man op zo’n markt, tot grote verrassing van het publiek.
Met de LHO hadden we al eerder met dat dilemma te maken
gehad. Net als de ambachtslieden woonden de meeste middeleeuwers in gewone of
minder gewone huizen. Je LG of RE groep burgers op een evenement laten zien was
eigenlijk een beetje gek als je ze in tenten parkeerde. Dat kon eigenlijk
alleen maar met soldaten en hun aanhang. Vandaar dat je vooral Noormannen,
huurlingen en stadsmilities aantrof op evenementen. En dan is het nog de vraag
of die Noormannen echt veel kampeerden. We hebben ook nog een adellijk gezin
gehad dat in een enorme tent bivakkeerde,
maar of dat als waarschijnlijk moet worden beschouwd weet ik nu nog niet.
Kortom, het wrong altijd een beetje. Want zelfs als je een huurlingenkamp
neerzet, hoe weet je dan hoe dat er uitzag. Er zijn wat plaatjes van 15e
eeuwse kampen van Bourgondische troepen en Boheemse Hussieten en wat zeer
zeldzaam Italiaans materiaal uit de vroege 14e eeuw, maar voor zover
ik weet is dat het wel.
Toch zijn de militaire kampen op evenementen rijk voorzien
van allerlei typen tenten, afdakken, vuren met toebehoren, banken, tafels, vouwstoelen,
wapenrekken en standaards voor harnassen, etc. Ook waaien er banieren of andere
soorten vlaggen en staan er kleurige schilden opgesteld. Bij de handelaars op
internet kun je de hele inventaris voor zo’n kamp kopen, inclusief zulke
re-enaxcterisms als ‘viking-stoeltjes’, houten lantaarns, brede stearine
kaarsen en Zuidafrikaanse potjies. Ik
zie dat steeds meer, o.a. bij de bekende ‘grote’ evenementen in Nijmegen en Ter
Apel. Men doet elkaar natuurlijk na en denkt meestal niet verder dan: zij
zullen het wel weten, dus waarom zouden we niet hetzelfde doen.
En dat geldt ook voor de markten. Er zijn nauwelijks
plaatjes van middeleeuwse markten. Er bestaan maar een paar afbeeldingen van
kramen. Daar moet je het mee doen. Plus, daar komen moderne eisen en
noodzakelijkheden bij. Onze visroker mocht bijv. van de Warenautoriteit zijn vis niet verkopen tenzij hij die klaar maakte
op een kunststof tafelblad; dat zag er natuurlijk niet uit. Dus verkocht hij ze
maar niet meer en aten zijn collega’s de vis op. Die was heerlijk en er is nog
nooit iemand ziek van geworden. Ook waren er mensen die wat van hun
zelfgemaakte spullen verkochten. Die wilden daar wel prijskaartjes bij hebben,
maar deden de middeleeuwers dat ook? Waarschijnlijk niet. Maar je moest toch wat? Dus verschenen
er kleine leren vierkantjes met gecalligrafeerde prijzen in euro’s. Of stukjes
nep-perkament. Of ergens een gecalligrafeerde lijst met produkten en prijzen.
Op den duur kwamen er ook nog naambordjes bij, of gedrukte gebruiksaanwijzingen
of etiketten. Sinds 2011 doen we echter geen markten meer en hebben het veld
overgelaten aan de, goedkopere, concurrentie. Ergens was ik wel een beetje
opgelucht, want het leek of er steeds meer concessies gedaan moesten worden. En
dat deed ik liever niet.
Anderen blijken daar minder moeite mee te hebben. Ik zie de
laatste jaren steeds meer voorbeelden van uit de hand gelopen anachronismen en
ik word daar niet blij van. Ik snap wel hoe het komt en soms kun je bijna niet
anders. Wat moet een mede-koopman als zijn drank in moderne flessen met
eitiketten zit? Onder de toonbank
verkopen? Lijkt me onrealistisch. De conclusie is dan ook dat je op een modern
historisch evenement bijna niet onder anachronismen uitkomt. Maar ik denk dan
wel dat de organisatoren moeten ophouden te beweren dat ze zo een authentiek
middeleeuws beeld laten zien. En dan heb ik het dus niet alleen over de kleding
of de heraldiek. Want op zo’n evenement met
ambachten in kramen en handelaren in tenten kun je niet echt een beeld geven
van de middeleeuwen. Misschien moet je hen gewoon wat apart zetten en er een
mix van maken met eet- en drinktenten waar koffie, frisdrank en bier in plastic
bekers geserveerd wordt.
Misschien moeten huurlingen ook nog eens nadenken over wat nou echt in hun kamp van belang is zodat
ze niet te makkelijk voldoen aan de verwachtingen van een publiek dat een nogal
vals beeld van hen heeft. Wat deden huurlingen eigenlijk echt in hun kamp? En
hoe laat je dat dan zien? En wat vertel je
dan aan de geïnteresseerde bezoeker? Ik
zou zeggen: doe onderzoek, praat met ervaren re-enacters en laat je niet
verleiden door de minder betrouwbare handelaren.